Gevelgroen

Klimplanten zijn toppers in de plantenwereld. Ze nemen vrede met een minimum aan ‘tuin' en klimmen tegen de huisgevel op. Die kleuren ze mooi groen en afhankelijk van de soort zorgen ze nog eens voor bijzondere bloemaccenten van vroeg in het voorjaar tot laat in het najaar. Tussen hun bladeren komen nuttige insecten en vogels hun nestjes bouwen om van daaruit onze omgeving terug te bevolken.

Je klimplant zuivert ondertussen de lucht van giftige stoffen en rondwaaiend stof. Tegelijk zorgt ze ervoor dat je huisgevel een natuurlijk isolatielaagje krijgt: ze voorkomt opwarming in de zomer en beschermt tegen afkoeling in de winter. Gedaan ook met de slagregens die je gevel nat maken.

Meer dan een tegeloppervlakte is niet nodig om een klimplant te laten groeien. Eens geplant gaan de wortels zelf op zoek naar voedsel en water tot diep in de grond. Boven de grond zoekt de plant ondertussen steun tegen de gevel. Heuse klimplanten doen dat met hechtworteltjes of zuignapjes waarmee ze zich vastzetten op de muur. Leiplanten hebben een helpend steuntje nodig. Zij hechten zich vast met rankjes of draaien zich om de steun heen. Planten respecteren daarbij je muur. Ze zijn niet in staat om in bakstenen of beton binnen te dringen, maar gaan die met hun bladeren die als dakpannen over elkaar liggen, beschermen tegen regen en wind. Bij heel oude muren die met kalkmortel in plaats van cement zijn opgetrokken, zijn zelfhechtende klimplanten wel minder geschikt. Tegen dergelijke muren kan je beter latten of ander steunmateriaal aanbrengen en gebruikmaken van windende klimplanten.

Aanleg

  • Kies een plaats waar voldoende hemelwater kan komen. Een oostgevel kan problemen opleveren, maar ook afdaken, ruime dakoversteken of uitspringende muren kunnen de hoeveelheid neerslag bij de voet van de klimplant sterk verminderen.
  • Plant bij voorkeur in het najaar of het voorjaar.
  • Voorzie een plantgat van minstens 40 bij 40 cm.
  • Als je voor het aanplanten verharding moet wegnemen, vergeet dan ook niet de zandcementfundering uit te graven.
  • Zet de klimplant een uurtje vooraf met zijn wortelkluit in een emmer water.
  • Tenzij anders vermeld, moet de klimplant in het plantgat even hoog staan als in zijn pot.
  • Vul het plantgat tot onder de rand van de aanpalende verharding met teelaarde of met een mengsel van gelijke delen compost en kokosvezel. Voorzie een kuiltje om te begieten.
  • Help de klimplant op weg: de stengel(s) van zelfhechtende planten leid je (bv. met een krammetje) voorlopig tegen de gevel. Van windende planten maak je een paar takken aan de klimhulp (latten, traliewerk ...) vast met raffia of rekbaar planttouw.

Nazorg

  • Zodra zelfhechtende planten zich met hun zuignapjes tegen de gevel hebben gehecht, kan je de krammen waarmee je ze op weg hebt geholpen wegnemen.
  • Het eerste jaar moet je regelmatig gieten! Geef liever één keer per week veel water dan dagelijks een beetje. Dat laatste maakt de plant immers ‘lui': hij is minder geneigd in de diepte te wortelen.
  • De jaren nadien moet je alleen in drogere periodes water geven.
  • In de winter kan je jonge planten wat snoeien om ze in de gewenste vorm te krijgen.
  • Eens de planten volgroeid zijn, moet je ze in toom houden om problemen aan dakgoten, pannen en dergelijke te vermijden. Bloeiende klimplanten kan je na de bloei intoppen. Groenblijvende planten snoei je in september met maximaal 20% in.

De juiste keuze

Net zoals bij gewone tuinplanten, moet je rekening houden met de voorkeur van zon en schaduw en met de beschikbare ruimte in de hoogte en in de breedte.

Qua groei zijn er drie types: 
1. zelfhechtend: moet je niet steunen
2. windend: slingeren zichzelf rond steunmateriaal
3. soorten die je best aanbindt

Steunmateriaal moet laag genoeg boven de grond beginnen en mag niet te dik en ook niet te wijdmazig zijn. Krammen over de stengel heen in de muur slaan is uit den boze: dit belemmert de diktegroei van de plant.

Download de tuinfolders van de provincie Vlaams-Brabant over klimplanten:

Deel deze pagina