Toen pastoor P.J. Coosemans op Sint-Jan (24 juni) 1792 zijn positie innam in de parochie, was zijn eerste opdracht het bouwen van een nieuwe pastorij. Op hoogtij van Sinksen (8 juni) 1794 nam hij er zijn intrek.
Nauwelijks drie à vier weken daarna moest hij het pand al verlaten door plunderingen: eerst door de keizerlijke, vervolgens door de Franse soldaten.
Doordat de pastoor in 1797 de eed aan de Franse republiek weigerde af te leggen, op straffe van deportatie, werd de pastorij publiek verhuurd en de beneficiegoederen verkocht of aangeslagen.
De kerk werd op 30 september van dat jaar gesloten. De pastoor was verplicht op de pastorij of elders de mis te doen. Later vertrok hij naar de hoeve van Kabbeek. Hier sliep hij bijna twee jaar in het bakhuis en las er verdoken de mis. Op Hemelvaartsdag 1801 werd de publiekelijke dienst in de kerk terug hernomen.
De foto is van 1979.