Punt 09 erfgoedwandeling Molenbeek - Kruising Delveldweg en Plasveldweg

Rechts heb je een mooi uitzicht op het lieflijke Delledal, waar weidse akkers zich vlijen tegen de zacht oplopende helling van de Nijvelberg.

Door een holle weg klimt de Plasveldweg omhoog naar de Kapelanenberg, genoemd naar een groot bos dat toebehoorde aan de kapelanen van de St.-Pieterskerk van Leuven. Deze weg wordt in het cijnsboek van de Sint-Geertrui-abdij beschreven als 'het voetpad van de steengroeve naar Kiesegem'. In een diepe depressie links bevond zich vroeger een ijzerzandsteengroeve.

De velden rechts liggen op de Koezille, genoemd naar de kwade onvruchtbare ijzerzandsteen die er naar boven komt. Bovenaan de berg strekt zich de Warande uit. Dit was ooit een geliefd jachtterrein. Zelfs nu zie je er nog steeds de houten staketsels van jachttorens.

Maar… pas op voor de weerwolf of ‘Den Trasser’.


Den Trasser

De inwoners van Molenbeek werden al voor de derde nacht opgeschrikt door een hels gehuil dat weergalmde in de bossen van de Kapelanenberg. Tales, Ra en Banes vonden dat het genoeg was geweest. Samen zouden ze de volgende nacht het verschrikkelijke monster te lijf gaan. Die avond, bij volle maan, hoorden ze opnieuw een vreselijk geschreeuw. Ze raapten al hun moed bij elkaar en gewapend met riek, hak en bijl trokken ze met knikkende knieën naar de plek waar het geluid vandaan kwam. Plots hoorden ze een geritsel in het struikgewas en leek er een donkere gedaante weg te lopen. Ra twijfelde niet en met één plof stak hij zijn riek midden in het vermeende gedrocht. Een oorverdovende kreet oversteeg de stilte en zijn kompanen zagen hoe een schim vliegensvlug de bossen invluchtte. Het monster achtervolgen had geen zin. Ze waren er immers van het verschieten ook niet meer toe in staat. De drie vrienden keerden zonder iets te zeggen naar huis. Ze waren danig aangeslagen van wat ze hadden meegemaakt.

De volgende morgen zagen ze op de plek waar ze het monster te lijf gingen, een donker bloedspoor lopen richting de Koezille. Diezelfde morgen zag men ook Jakke, een zonderling figuur die hogerop de Boterpotstraat woonde, in zijn hof verschijnen, met zijn schouder in een witte doek gewikkeld. Zou hij het geweest zijn die de bewuste nacht zijn huid had aangetrokken? Van toen af bleef het stil in de Warandse bossen.

Sinds toen verdween ook ‘Den Trasser’, een beest dat elders reeds lang uitgestorven leek. Totdat ik het terugvond in een oud tijdschrift van 'De Brabantse Folklore', 1923 p. 77, waar men het had over weerwolven: 'In onze streek is het monsterachtige wezen gekend onder de naam van ‘kleuden’, maar meer nog onder die van ‘trasser’. Ik wandelde om middernacht in de holle wegen van Molenbeek. Plots liep de weerwolf naast mij. Je kan je wel voorstellen hoe ik schrok. Voor ik het zelf wist had ik een elzenstok gegrepen, maar het was onmogelijk om hem te raken! Lange tijd probeerde hij om mij neer te krijgen, zonder mij pijn te doen. Door het lezen van het St.-Jansevangelie vluchtte hij weg. Ik weet niet waarheen. Zoals ik Den Trasser zag leek hij op een bovenmatig grote hond. Wat vooral opviel waren de laaiende karbonkels, die schichten schoten.'

De nachtelijke wandelaars wezen gewaarschuwd.

Naar een artikel in de Nieuwsbrief Baconisvado van maart 2012 van de Heemkring Bekkevoort

Deel deze pagina